-
1 Hals
Hals1〈m.; Halses, Hälse〉♦voorbeelden:das wird mich, mir den Hals kosten • dat wordt mijn ondergangjemandem einen Prozess an den Hals hängen • iemand een proces aandoenaus vollem Halse lachen • luidkeels lachendas Wasser steht ihm bis zum Hals • het water staat hem tot aan de lippenjemandem mit etwas vom Hals(e) bleiben • iemand met iets van 't lijf blijven〈 informeel〉 bleib mir damit vom Hals(e)! • val me daar niet mee lastig!〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 jemanden vom Hals(e) schaffen • zich van iemand ontdoen, iemand afschudden〈informeel; figuurlijk〉 er bekam die Bemerkung in den falschen Hals • die opmerking schoot bij hem in het verkeerde keelgat————————Hals2〈m.; Halses, Halsen〉 〈 scheepvaart〉 -
2 anbiedern
anbiedern, sich〈 pejoratief〉1 in 't gevlij trachten te komen, aanpappen ⇒ toenadering zoeken♦voorbeelden:1 sich bei jemandem anbiedern • zich aan iemand opdringen, met iemand aanpappen -
3 sich bei jemandem anbiedern
sich bei jemandem anbiedernzich aan iemand opdringen, met iemand aanpappenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich bei jemandem anbiedern
-
4 sich jemandem an den Hals werfen
sich jemandem an den Hals werfenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich jemandem an den Hals werfen
-
5 aufdrängen
aufdrängen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
6 drängen
drängen3 aandringen, aansporen♦voorbeelden:zum Aufbruch drängen • aansporen om te vertrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemanden in die Defensive drängen • iemand tot het defensief dwingenzur Seite drängen • aan de kant duwen♦voorbeelden:sich durch die Menge drängen • naar voren dringenIV 〈 onpersoonlijk werkwoord〉
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский